Spirituele psychiatrie, een vernieuwende visie.
30 januari 2023
Interview met dr. Belo Mussche
Tekst: Filip Van Dorpe
Leestijd: 12 minuten
10 oktober 2022 was de internationale dag van de geestelijke gezondheid. Toevallig mocht ik die dag ook even op de sofa bij dokter Belo. Voor het eerst in mijn leven op visite bij een psychiater, zonder dat ik met een paar voorschriften terug buitenkwam. Het was een bijzonder gesprek met een bijzondere vrouw. Haar visie en manier van werken zijn een frisse wind in de psychiatrie.
Goedemorgen, dokter Belo. Bedankt dat ik even in uw privépraktijk mag langskomen voor dit interview. Kunt u misschien kort eens uw professionele achtergrond schetsen?
Ik ben opgeleid als arts, nadien als kinder- en jeugdpsychiater. Voornamelijk in Antwerpen, maar ik heb ook een tijdje in Kenia en Amerika gestudeerd. Na mijn studies ben ik een boeiende reis begonnen door het Vlaamse hulplandschap. Dit was een zoektocht om te ontdekken op welke plek ik me het meest thuis voel. Ik heb onder andere in een CGG (Centrum Geestelijke Gezondheid) en in een MPI (Medisch-Pedagogisch Instituut) gewerkt. Samen met een paar heel enthousiaste mensen heb ik bij PC Sleidinge de jeugdwerking opgericht. Ik werkte daar heel graag, maar het bleek uiteindelijk ook niet mijn habitat te zijn. Het spijt me om dit te zeggen, maar een psychiatrisch ziekenhuis vind ik niet echt de plek om te kunnen helen. Ik vond mijn draai niet zo in die vooropgezette systemen. Dan ben ik zelf ook voor de tweede keer ziek geworden en besloot om privé te gaan werken. Dan kon ik het zelf vormgeven, zowel de plek als de inhoud. Hier voelde ik dat dit is wat ik heel graag doe. Heel warm en persoonlijk. Vertragen van ritme, meer tijd nemen. Mijn werk gebeurt nu in mijn eigen woning en niet meer in een afgesloten ruimte. Wij leven hier ook. Mijn kinderen liggen hier ’s avonds wat te lezen. Mensen vragen me vaak of dit nu niet te dicht op mijn vel komt, maar ik vind het net iets moois hebben dat ik mensen kan ontvangen in mijn thuis.
Hoe bent u vanuit uw traditionele achtergrond als arts, tot uw huidige visie gekomen?
Mijn eigen lijden, zowel fysiek als existentieel, heeft ervoor gezorgd dat ik getransformeerd ben. Ik gooi mijn opleiding van twaalf jaar absoluut niet weg. Voor mij is het net zoals bij de alchemie. Je hebt iets metaalachtigs, wat dan die opleiding is. Vervolgens ga je door het vuur, dat lijden. En dan wordt het goud. Je zou het zo kunnen vergelijken. Naast het lijden is er ook veel kracht. Een soms onverklaarbare kracht om te blijven zoeken.
U bekijkt de patiënt eerder als mens en behandelt de persoon die voor u zit ook holistisch. Hoe gaat dat in zijn werk?
Het is een proces in stappen dat begint met samen aftasten. Ik vind het heel belangrijk om van de eerste keer dat ik mensen ontmoet, hen het gevoel te geven dat ze niet kapot zijn. Dat is een heel belangrijk begin. En volgens mij een eerste stap naar herstel. Veel jongeren zijn suïcidaal als ze hier aankomen en erg uit evenwicht. Ik erken en honoreer hun pijn, maar wil vooral de boodschap meegeven dat ze niet kapot zijn. In verdere afspraken komt daar soms ook lichamelijk onderzoek bij. Ik doe vaak speeksel-, urine- en bloedonderzoek. Voor sommige collega’s is het raar om dat als psychiater te doen, maar ik vind dit evident. Ik bekijk de mens holistisch, in al zijn facetten en focus niet enkel op het ziektebeeld. Vanuit mijn eigen ziekte heb ik ontdekt dat dit fysieke aspect niet zomaar aan de kant te schuiven is. Ik ben geboren met een immuniteitsziekte en ontdekte dat ik door fysiek ziek te zijn, ook allerlei psychische kwalen kreeg. Dus heb ik heel intiem ervaren dat dit sterk verbonden is. Naast die fysieke onderzoeken doe ik nog andere dingen, zoals de klassieke neuropsychologische onderzoeken. Als een IQ-test boeiend is op dat moment, en mensen zien dat zitten, dan integreer ik dat. We kunnen daar iets uit leren. Het is vooral verbanden leggen en elk herstelproces als uniek beschouwen. Ik ben er diep van overtuigd dat dit eigenlijk heel persoonlijk werk is en geen “one size fits all”. Het is niet verkeerd om een raamwerk te hebben om van te vertrekken, maar de DSM-5 vind ik niet oké. Die is voor mij te mechanistisch. Ik ben dus een eigen raamwerk beginnen vormgeven, met veel meer elementen daarin.
Psychiatrie en spiritualiteit: is het moeilijk om die twee met elkaar te verbinden?
Voor mij is dit een evidentie geworden. Ik zie het als een medaille. Het lijden enerzijds en de kracht van het zoeken anderzijds. Ik heb geleerd dat we zo bijna automatisch bij spiritualiteit uitkomen. Dit heb ik intuïtief altijd wel gevoeld, maar ik voelde een grote schroom om daarmee naar buiten te komen. Zeker in het seculiere Vlaanderen is dat niet vanzelfsprekend. De spirituele definitie, hoe ik het begrijp, is dat de mens per definitie heilig is. Dat die niet kapot kan, dat er niets mis mee is. Natuurlijk kunnen er allerlei lagen bovenop komen van trauma en uit evenwicht zijn. Maar in essentie kan de mens niet kapot, we zijn een diamant. Eenmaal ik tot die inzichten kwam, heb ik dat op mezelf toegepast. Want ik heb zelf ook nog heel wat bagage op te lossen. En ik heb gevoeld dat ik een volledig mens ben, inclusief de pijnlijke stukken die ik misschien liever niet onder ogen zag. Door dit te omarmen had ik zo een diepe ervaring dat ik ervan overtuigd geraakte dat ik dit wou doorgeven. Ik had eerst heel veel schrik om dat te doen. Toch is het een beetje zoals die kracht, waar je niet kan aan weerstaan. Dus besliste ik om ermee naar buiten te komen dat er een link is tussen psychiatrie en spiritualiteit. Er is nu ook een Amerikaanse wetenschapper die mensen in scanners legt, op zoek naar het spirituele bewustzijn in het brein. En blijkbaar bestaat het. De westerse wetenschappelijke wereld wil steeds meetbare bewijzen zien. En recent is dit ook aangetoond. Voor mij is het een puzzel die in elkaar valt. Ik heb de taal van het spirituele met de taal van het wetenschappelijke kunnen verbinden en dat maakt me de gelukkigste vrouw van de wereld.
Hoe kan de wetenschap deze spirituele dimensie integreren?
Nederigheid is de eerste attitude. Om dat te kunnen integreren heb ik echt moeten leren dat na zeven jaar geneeskunde, vijf jaar specialisatie, een proefschrift, studeren in het buitenland, heel dat academische eigenlijk geen volledig beeld geeft. En weet je wie me uiteindelijk geholpen heeft? Ik heb drie jaar consultaties gedaan in Beernem, wanneer ik werkte voor bijzondere jeugdzorg. Dat is een instelling voor meisjes die opgesloten worden door de jeugdrechter. Ze lijden zo diep dat ze amok maken. Ofwel in een gezinssituatie, ofwel plegen ze misdrijven. Dat is een gesloten instelling. Het is echt gesloten. De kamer is gesloten, de gang is gesloten. En het zijn die meisjes, felle madammen, pubers, die me uiteindelijk het meeste geleerd hebben. Zij hebben van alles uitgestoken: weglopen, spijbelen, stelen, liegen. Maar ze hebben ook veel trauma meegemaakt. Hun reactie was: ‘Dokter Belo, wat kom jij hier eigenlijk doen? Al die diagnoses, dat gaat bij mij niet werken, hoor! Wat weet jij er nu van?’ Gelukkig ben ik zelf nogal dynamisch van aard en kon ik daar wel iets mee. Ik dacht: deal! En daar heb ik voor het eerst al mijn diagnostiek, die westerse kennis, in vraag gesteld. Omdat ik daar eigenlijk niets mee was bij die jongeren. Dus moest ik uitgaan van het niet-weten. Na twaalf jaar studie al mijn kennis vanuit een andere hoek herbekijken dus. Bewust zeggen: ik maak dat leeg en ik wil eens horen wat er met jou gebeurt en wat jouw verhaal is. Natuurlijk zitten daar wel bepaalde patronen in. Westerse kennis is ook nuttig. Ik heb het nuttige daaruit gehaald en alles wat ik niet nuttig vond voor hun proces, gooide ik overboord. Dat is wat we veel te weinig doen. We leggen onze kennis op. ‘Wij weten het. Ik ga zeggen wat er met jou aan de hand is, en jij gaat doen wat ik zeg!’ En dat is fundamenteel fout, vind ik. Dus als je me vraagt hoe we spiritualiteit kunnen integreren in die westerse kennis, is dat door nederigheid. Die meisjes uit Beernem hebben me nederigheid geleerd. ‘Jij komt niet in mijn hart als jij me niet van mens tot mens aanspreekt.’ Het is eigenlijk wel straf, dat die meisjes uit Beernem mij toen zo’n cadeau hebben gegeven.
Hoe reageren uw collega-artsen op uw nogal vernieuwende en progressieve benadering?
Dat weet ik eigenlijk niet goed. Pas recent ben ik uit de kast gekomen met deze visie op het eerste congres 'Mentale gezondheid bij kinderen en jongeren' in Antwerpen. Het was vooraf heel beangstigend om zoiets op een congres te brengen. Ik heb het toch gedaan en er was heel veel positieve feedback. Natuurlijk waren er ook collega’s die vonden dat dit ver buiten hun comfortzone was. Maar ik ben dat stadium al een beetje voorbij om me teveel aan te trekken wat anderen vinden. Als het ten dienste is van mensen en het werkt, dan is dat voor mij het belangrijkste. Ik hoef niemand te overtuigen. Voor mij is dit universele geneeskunde. Ik heb dit niet uitgevonden. Andere culturen vinden dit heel evident.
U werkt ook samen met de Open-hart-cirkels methodiek. Kan u daar iets meer over vertellen?
In 2014 ben ik opnieuw twee jaar ziek geworden. Dan ben ik halftijds privé begonnen, omdat ik fysiek nog niet sterk genoeg was. Een jaar later belde Willy Vandamme van vzw Re-Member me. Zij hebben vzw Re-Member opgericht na de suïcide van hun dochter, na een vreselijke tocht door de psychiatrie. Willy kende mijn werk vanuit Sleidinge toen ik voor bijzondere jeugdzorg werkte. Hij was directeur van het Oranjehuis en had gehoord over mijn bijzondere methodieken. Hij zei dat ze het gevoel hadden dat ik bij hen op mijn plaats zou zijn. Open-hart-cirkels was nog verder uit mijn gekende domein. En toch heb ik vanuit mijn intuïtie onmiddellijk ja gezegd. Ik heb vaak gedacht: ‘Wat zit ik hier te doen!?’ Het kwam eerst wat zweverig over. Niet zweverig, maar ik kende het gewoon niet. In 2019 heb ik dan zelf de opleiding gevolgd en kort daarna mijn eerste Open-hart-cirkel gedaan, samen met mijn vaste buddy. Dat is ook de weg naar de spiritualiteit geweest. Je gaat via het hart. Dat heeft me enorm geïnspireerd om meer te beginnen lezen over spiritualiteit. Open-hart-cirkel heeft een heel duidelijke methodiek. Door op zo’n manier te spreken met mensen in diepe crisis, heb ik ervaren dat je altijd in een jezelf overstijgende laag terechtkomt. Ik deed eigenlijk hetzelfde werk en toch ook niet. We komen op niveaus die ik niet kende. De rivier onder de rivier. Een andere stroom, die we in het dagdagelijkse leven niet aanraken, omdat we onszelf voorbijlopen in het drukke bestaan. Het is een diepere laag waartoe we vanuit ons hoofd geen toegang krijgen.
Hoe slaagt u erin om voor uzelf een evenwicht te vinden tussen uw hoofd en uw hart?
Daar heb ik heel lang mee geworsteld. Gelukkig heb ik daar tijdens de opleiding Open-hart-cirkels over kunnen spreken. Door me kwetsbaar op te stellen en gewoon te zeggen hoe ik daarmee worstelde. Het leek uiteindelijk echt een vaardigheid te zijn. Hoe meer je daarin oefent, hoe meer je opmerkt: ‘Nu zit ik in mijn hoofd…nu zit ik in mijn hart…ah, dit is intuïtie, zo voelt dat. En dan ga je daar voorzichtig mee aan de slag. Vzw Re-Member is ook een heel veilige werkomgeving, in groot contrast met het klimaat dat ik ervaren heb in ziekenhuizen. Door de veiligheid en de warmte van die werkomgeving heb ik daarmee kunnen experimenteren. En dan heb ik geleerd dat het absoluut de moeite loont om het ook in mijn dagdagelijkse leven te integreren. Voor we een Open-hart-cirkel doen, komen we even bij onszelf. Mediteren noemen we dat, tot rust komen in het lichaam en de geest, ons innerlijk universum. Door je heen laten gaan: ‘wat voel ik nu, wat denk ik, hoe zit ik erbij? Dat ben ik dan ook voor mijn consultaties beginnen doen en in de manier waarop ik mijn dag begin. Rituelen bouwen om telkens rust te vinden in ons innerlijk universum. Het zit in kleine dingen die we dagdagelijks beslissen te doen. Ik kies voor vroeger opstaan, iets inspirerends lezen, een vroege wandeling met mijn hond. Zo houd ik alles in balans.
Waarom maakt men in de gezondheidszorg nog steeds een onderscheid tussen lichaam en geest? En kan het ook anders?
Dat is een heel goede vraag. Ik ben daar ook naar op zoek gegaan en als ik het goed begrepen heb, is dat een regelrecht gevolg van Descartes, die opsplitsing. Er is daar plots een narratief ontstaan dat het denken (via ons brein in ons hoofd) superieur is aan al de rest. Ergens onderweg hebben we zo een nieuw systeem laten geboren worden of ontwikkeld waarbij het lichaam bijna onrein geworden is, we stoten het af. Het lichaam heeft van alles te bieden aan inzichten. Het reageert op psychisch lijden. Lichamelijk lijden bevat psychische signalen. Het is één groot geheel. Holistisch deze signalen leren zien en interpreteren, kan een menselijkere gezondheidszorg geboren doen worden.
Wat is bewustzijn volgens u? Is dit meer dan pure hersenactiviteit?
Absoluut! De hersenactiviteit is maar een heel klein onderdeel. Ik heb onlangs iemand iets moois horen zeggen daarover. Dit komt ook uit het Oosten. Hij zei: ‘Bewustzijn is zoals lucht. We hebben lucht in onze longen, in ons. Er is lucht in deze kamer, dat is weer een ander soort bewustzijn. En dan is er hierbuiten niets anders dan lucht, dat is het grotere bewustzijn.’ Voor mij klopt dat helemaal. De lucht, het bewustzijn is overal aanwezig en het is verbonden. Maar het kan in je longen zitten, het kan in de kamer hangen en het is overal daarbuiten. Het is letterlijk een luchtige definitie, die volgens mij helemaal correct is. Wat de westerse geneeskunde doet, is zich alleen maar bezighouden met de lucht in onze longen. We vergeten de lucht in de kamer, en dan nog eens al die lucht buiten. Alles wat ons overstijgt.
Hoe ziet voor u, als we even luidop mogen dromen, de geestelijke gezondheidszorg van de toekomst eruit?
Dat we verder inzicht en wijsheid mogen krijgen over de vervlochtenheid tussen psychiatrie en spiritualiteit. Dat we de kennis daarover kunnen verbreden en actief integreren in ons werk. Hoe we nu te werk gaan, klopt niet meer voor mij. We moeten bijsturen, beginnend met het naar buiten brengen van deze inzichten. Dat ze bestaan, reëel zijn. Ten tweede dat deze vervlochtenheid zich in ons beweegt. Als we jongeren en iedereen eigenlijk daarover informeren werken we ook preventiever. Daarvoor dienen we ons op te stellen als gidsen. Ik hoop oprecht zo een gids te mogen zijn.
Wat is uw ambitie op professioneel vlak en wat hoopt u nog te ervaren op persoonlijk vlak?
Ik denk dat ik ten dienste wil staan van mensen die lijden. Ik hoop een gids te zijn. Neerpennen van de kennis die ik mocht ontdekken over psychiatrie en spiritualiteit, staat op mijn bucketlist. Op persoonlijk vlak? Weet je, professioneel en privé vind ik net sterk verbonden met elkaar. De idee dat professionaliteit afstand eist, dat kan niet meer voor mij. Je splitst jezelf op en maakt geen contact meer met alle stukken van jezelf, zo gaat er net veel kennis verloren die je kan gebruiken in je werk. Ik wil een gids zijn die niet opgesplitst leeft en werkt.
Is het dan mogelijk om die rollen volledig te laten vervagen?
Ik zou het niet vervagen noemen, eerder integreren. Ik denk dat we bepaalde sociale regels hebben afgesproken om veilig, rechtvaardig, in liefde en warmte te kunnen samenleven en werken. Er is een soort scenario in ons werk. Als het scenario het overneemt van de essentie waarvoor je een scenario gemaakt hebt, dan klopt het niet meer. De vraag is: wat primeert, het scenario of de menselijke verbinding? Dat probeer ik te doen in contact met iedereen die mijn praktijk bezoekt. Oké, ik ben arts, arts-specialist, mensen hebben bepaalde verwachtingen van mij, verwachtingen rond het gedrag van een arts. Ik beweeg me daar wel in, maar dat gaat niet primeren op het diep-menselijk contact dat ik met mensen heb. Als jonge psychiater voelde ik me aanvankelijk gevangen in het scenario. Dit ging gepaard met eenzaamheid. Een geschreven en ongeschreven code voor artsen weegt wel als jonge arts. Ik heb respect voor die code, regels, scenario’s, maar ik wil niet dat die primeren op het zien van de mens. Ik vind dat zoiets echt niet kan. Het pure contact van hart tot hart krijgt geen voorrang. Helaas bestaat die cultuur nog te vaak. Toch ben ik ervan overtuigd dat het wel kan. Als arts, van mens tot mens in contact gaan, ook in ziekenhuizen. Waarom niet bijvoorbeeld elke crisisopname in psychiatrie starten met een Open-hart-cirkel, vanuit de geraaktheid in een gezin. Die diepe geraaktheid wordt vaak toegedekt. Er wordt eerder een scenario gevolgd. Ik denk te begrijpen waarom. Je als hulpverlener iedere keer laten raken door die geraaktheid bij de ander, dat is zweten, hè.
Hoe herstellen we de connectie met onszelf?
Ik heb geleerd dat we daarvoor eerst een bewustwording nodig hebben, dat er een verlies van connectie is en een bewustwording dat we een ‘zelf’ hebben. We kunnen niet verbinden met een zelf als we niet goed weten wat dat zelf is. Er is een universum aanwezig binnenin ons. Maak die beweging naar binnen. Zoek een psychiater als gids op dat pad naar binnen, die meehelpt in de exploratie van dat universum. We kunnen er zoveel ontdekken, ons innerlijk kasteel, onze diamant, onze bron die niet kapot kan. Zo worden we op de weg gezet naar dat herstel en dat ontwaken. Dat is psychiatrie en spiritualiteit verbonden. In de westerse geneeskunde is het moeilijk spreken over deze zaken, want het is niet rationeel. Nochtans is er ruim voldoende wetenschappelijke evidentie voor deze verbondenheid. Graag verwijs ik naar het boek ‘Het ontwaakte brein’ van Lisa Miller hiervoor. Harde bewijzen voor de spirituele aanleg in ieder van ons, dat is een vorm van kennis die de westerse wetenschappelijke gemeenschap zal aanvaarden, maar het gaat wel over spiritualiteit. Mooi, hè.
Zelf heb ik het meest baat gehad bij warme, zachte en lieve mensen. Hoe kunnen we die 'professionele nabijheid' in de hulpverlening bevorderen?
Door geen onderscheid te maken tussen professioneel en privé. Dat je als mens hulpverlener bent, in eigen persoon. Het heeft heel hard te maken met hoe je er vanbinnen in slaagt om een volledig mens te zijn, en zo in contact te treden. En is mijn brein nodig? Op sommige momenten: absoluut! Soms is het zo dat iemand antidepressiva nodig heeft, punt uit. Maar soms is er iets helemaal anders nodig. Bij mij vanbinnen is er geen onderscheid tussen Belo als dokter en Belo als mama, als vrouw, als vriendin. Ik ben gewoon één iemand. Als volledig mens kan ik niet opsplitsen. Ik ben mijn werkinstrument in zijn geheel. Ik kan hier niet binnenstappen, alleen met mijn hoofd. Dat gaat niet. Ik denk wel dat het op bepaalde essentiële dingen terugkomt. Dat ik de kennis van mijn hart en de kennis van mijn intuïtie mee integreer. Wat ik doe als dokter is geen act. Ik vind dat ik een instrument ben, ten dienste van anderen. Dat bedoel ik met nederigheid, dat je kennis ten dienste van het herstel van anderen kan stellen. En ik zou ook nooit alleen maar vanuit dat rationele kader kunnen werken. Ik moet er blijven in oefenen, want soms neemt dat het wel over. Het is geen wedstrijdje in: ik ken jou beter dan jij jezelf. Jij kunt wel helemaal in de war zijn, en uit evenwicht en het totaal niet meer weten. Op dat moment ben ik de gids die je meehelpt, maar jij gaat het vanbinnen vinden, ik niet.
Bedankt voor dit boeiende gesprek, dokter Belo. Als afsluiter nog een existentiële vraag: hoe vinden we terug hoop in al dat psychisch lijden?
Als jonge mensen bij ons komen in psychische crisis, in diepe pijn, letterlijk snijdende pijn, overspoeld door suïcidaliteit, moeten we aandacht hebben voor dat lijden, maar vooral voor het idee dat, ondanks alles wat er gaande is, we niet kapot zijn. Dat hoop ik te integreren in de psychiatrie. Dat mensen in hun diepste lijden die boodschap kunnen krijgen. Dat is hoop binnen de gigantische wanhoop. Dat ervaar ik elke dag, en heb ik zelf ook ervaren in mijn eigen leven. Dat de hoop nooit dood kan zijn. We hebben gidsen nodig die dit herkennen, die in alle duisternis die diamant zien vanbinnen. Ik hoop zo een gids te zijn.
Website: belomussche.be
Instagram: docbelo
Facebook: Dokter Belo